De ondernemingsrechtbank werd in het leven geroepen door de wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht, die op 1 november 2018 in werking zal treden.
De bevoegdheden en samenstelling van de ondernemingsrechtbank overlappen grotendeels met deze van zijn voorganger, de rechtbank van koophandel. Toch zijn er enkele opmerkelijke wijzigingen.
Om te beginnen wordt de term ‘handelaar’ geschrapt voor het begrip ‘onderneming’. Hierdoor is de bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank veel ruimer dan deze van de rechtbank van koophandel.
Een ruimere bevoegdheid betekent meer werk waardoor er nood is aan meer rechters. Door de toepassingsvoorwaarden milder te maken, kunnen meer mensen rechter in ondernemingszaken met een ondersteunende rol worden. Hierdoor komen nu ook bijvoorbeeld ook vrije beroepen, landbouwers,… in aanmerking.
Daarnaast heeft de ondernemingsrechtbank ook heel wat nieuwe bevoegdheden gekregen. Deze bevoegdheden kunnen worden opgesplitst in algemene en bijzondere bevoegdheden.
De algemene bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank is terug te vinden in artikel 573 van het Gerechtelijk Wetboek. Zo is deze rechtbank bevoegd voor de geschillen die zich voordoen tussen ondernemingen. Onder een onderneming wordt iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, iedere rechtspersoon en iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid verstaan. Het is dus niet meer vereist dat de onderneming daden van koophandel stelt. Er mag daarnaast geen ander rechtscollege bevoegd zijn om over dezelfde zaak uitspraak te doen. Daarnaast mag het, wat betreft natuurlijke personen, ook niet gaan om een handeling die kennelijk vreemd is aan de onderneming.
Meer specifiek, welke geschillen kunnen er aanhangig worden gemaakt bij de ondernemingsrechtbank?
- Om te beginnen zijn er de geschillen waarvan minstens de verweerder natuurlijke persoon een zelfstandige is die een beroepsactiviteit uitoefent. Hieronder vallen dus niet de werknemers die gebonden zijn door een arbeidsovereenkomst.
- Daarnaast moet er voor geschillen tussen ondernemingen, met uitzondering van de publiekrechtelijke rechtspersonen die geen goederen of diensten aanbieden op de markt en de federale overheid en haar gedecentraliseerde diensten, vanaf nu naar de ondernemingsrechtbank gegaan worden. Onder rechtspersonen vallen vanaf nu ook vzw’s en stichtingen. De voorwaarde dat er een winstoogmerk moest zijn, is dus geschrapt.
- Ook voor geschillen tussen alle andere organisaties zonder rechtspersoonlijkheid zal men vanaf 1 november 2018 naar de ondernemingsrechtbank kunnen gaan wanneer deze organisaties een winstoogmerk hebben of de facto uitkeringen verrichten.
- Wanneer de eiser een particulier is en de verweerder is een onderneming, zal de particulier kunnen kiezen of deze naar de ondernemingsrechtbank of naar de vrederechter of rechtbank van eerste aanleg zal gaan.
Tenslotte zijn er de bijzondere bevoegdheden van de ondernemingsrechtbank. Deze komen grotendeels overeen met de bijzondere bevoegdheden die de rechtbank van koophandel had. Nieuw is dat de ondernemingsrechtbank nu ook, ongeacht de hoedanigheid van de partijen, bevoegd is voor geschillen met betrekking tot wisselbrieven en orderbriefjes. Daarnaast worden enkele voordien reeds verkregen bijzondere bevoegdheden samengebundeld in een algemene bepaling die stelt dat geschillen over een vereniging met rechtspersoonlijkheid, stichting of vennootschap, met uitzondering van de verenging van mede-eigenaars, en geschillen die ontstaan zijn tussen voormalige, actuele of toekomstige vennoten of leden met betrekking tot de betrokken vennootschap, stichting of vereniging.
Tot slot kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank vanaf 1 oktober 2018 daarnaast ook de staking bevelen van de door de vrije beroepers geleverde intellectuele prestaties.
Voor meer informatie, een analyse van uw persoonlijke situatie of rechtsbijstand kan u steeds bij ons kantoor terecht.
Kim Robijns
Advocaat